In een kleuterklas vraagt de juffrouw aan de kinderen om de handjes te vouwen en de oogjes dicht te doen. Een slim meisje heeft een vraag: ‘Waarom moeten we de ogen dicht doen?’ Het antwoord van de juffrouw lijkt op het eerste gehoor logisch maar is dat allerminst. ‘We doen de ogen dicht’, zegt ze, ‘want God is onzichtbaar.’ Deze opmerking boeit de kinderen enorm. Een onzichtbare God! Dat opent nieuwe vergezichten. Enkele kinderen zwaaien door de lucht alsof ze hem willen aaien. Een vijfjarig meisje wil iets zeggen. Zij had afgelopen week een broertje gekregen, Lukas. ‘Juffrouw, ik ken iemand die God gezien heeft, Lukas! ....Maar nu zul je zien’, voegt ze er wijs aan toe, ‘tegen de tijd dat hij kan praten, weet hij het niet meer!’ Dat is toch pure mystiek! Een pasgeboren kindje is net ontwaakt uit het anonieme, onbewuste leven van het heelal en van de moederschoot. Het is tot leven gekomen uit een chaos van energieën. Het is nog een onderdeel van een gigantisch mysterie – nog een deel van het goddelijk geheim. In die zin mag je misschien zeggen dat het in God bestaat; het kent God. Maar als het eenmaal kan spreken, als het begrippen heeft en woorden, dan is het besef van eenheid met het mysterie opgeheven. Woorden isoleren ons van de wereld om ons heen. Ze nemen afstand. Het kind ontwikkelt een ‘ik’ en het weet niet meer dat het ooit uit het Goddelijk geheim is voortgekomen.
Pinksteren
We vieren in deze tijd het feest van de Heilige Geest, Pinksteren. De Geest is God die in ons ademt. We kennen hem op het moment dat we beseffen dat we zelf heilig zijn. Ons leven is begrensd en vergankelijk, maar het maakt deel uit van een groot wonder waaruit al wat is voortkomt. Het leven is ons als een geschenk in de schoot geworpen. Die geest werkt in onze nieuwsgierigheid, in onze wil om andere volkeren te leren kennen, in onze vreugde om met elkaar te dansen en te zingen, in ons spontane neiging om te delen en de pijn van anderen te milderen, om wie afdwaalt weer bij het grote geheel te betrekken.
Ons leven kan soms eenzaam zijn, zinloos en geschonden, maar wie aansluiting vindt bij het grote geheel en bij de gemeenschap van mensen, die voelt ook weer hoezeer hij bestaat uit de levenskracht van de Schepper.
Zwemmer
Iemand (David Steindl-Rast) vergeleek de mens eens met een zwemmer die in een snelstromende rivier terechtgekomen is. Hij moet zich niet overgeven aan het water want dan verdrinkt hij; hij moet ook niet tegen het water rebelleren en zich verzetten, want dan zal hij na enige tijd uitgeput raken. Wat de zwemmer doet, is zijn spel spelen met het water; de kracht ervan ervaren en zijn eigen invloed daaraan toevoegen. Gods adem stroomt door ons heen. Het leven ontroert ons en stelt ons voor opgaven, de nood van een ander gaat ons aan. Het is de kunst om het leven niet als een zinloos toeval op te geven, en ook niet om met een lichtzinnig optimisme te denken dat we alle nood in een keer oplossen, maar we moeten ons laten inspireren door de oneindige liefde die door ons allen stroomt en die hier en nu werkelijkheid schept.
‘Ik weet iemand die God gezien heeft.’ De kleine meid had het over haar pasgeboren broertje dat nog geen enkele taal sprak, dat nog geen woorden had, maar dat voelde wat onder alle begrippen leeft, namelijk de goddelijke liefde die door hem stroomt en zijn weg naar de wereld zoekt. Daar zijn geen woorden voor nodig. Talen staan je eerder in de weg. Dat de toehoorders in Jeruzalem de boodschap verstonden was geen wonder in hun oren en ook niet in de mond van de verkondigers, het bestond in hun hart…
Albert Soeterboek